Niets is onschuldig – een keuze uit ongepubliceerde gedichten van João Ricardo Lopes

João Ricardo Lopes (1977) is een Portugese schrijver, dichter en essayist. Zijn werk getuigt van een diepe betrokkenheid bij humanistische en ecologische thema’s. Hij publiceerde meerdere dichtbundels, een verhalenbundel en een bloemlezing van kronieken. Zijn poëzie wordt gekenmerkt door taalrijkdom, reflectie en een sterke literaire gevoeligheid.
João Ricardo Lopes op Lanzarote – gefotografeerd door Catarina Lopes (2018)

.

Binnen de Portugese literatuur, en in het bijzonder binnen de moderne Portugese poëzie, onderscheidt zich steeds duidelijker de eigenheid en originaliteit van João Ricardo Lopes, een schrijver geboren in 1977, wiens werk een groeiende belangstelling heeft gewekt in de vorm van studies, vertalingen en literaire onderscheidingen.

Afgestudeerd in Moderne Talen en Letterkunde aan de Universiteit van Porto en met een postgraduaat in Literatuurtheorie, bouwt deze dichter en romanschrijver zijn oeuvre op rond thematisch uiteenlopende invalshoeken. Soms maakt hij gebruik van humor en ironie als middelen om geschiedenis, mens en kunst te ontheiligen; andere keren hanteert hij een lyrische (bijna elegische) toon om het Grieks-Romeinse verleden, zijn landelijke jeugd of het onthechte leven van kluizenaars op te roepen.

In zijn subtiele parodie, in het spel van toespelingen en suggesties, in het citeren van klassieke en moderne auteurs, schuilt zowel een oprechte eerbied als een kritische afrekening met de holle en pompeuze retoriek waarmee literatoren vaak middelmatige namen en ideeën tooien. Voor de oplettende lezer is de beeldende kracht van zijn verzen en verhalen onmiskenbaar, evenals de relevantie van de beschouwingen die erin vervat liggen – een duidelijk bewijs van zijn betrokkenheid bij humanistische en ecologische kwesties.

Tot nu toe publiceerde hij zeven dichtbundels, een verhalenbundel en een bloemlezing van kronieken. Wij kozen ervoor een selectie van ongepubliceerde gedichten van de auteur te presenteren, losstaand werk, verspreid over de tijd, om zo de veelzijdigheid van zijn poëtische creatie beter te illustreren.

.

MOSKOU, ODESSA, BERLIJN, KOPENHAGEN, AMSTERDAM, MADRID, LOSSE STUKJES, JIJ

een klein gedicht.
alle groten lopen eromheen

pas op voor die hakken!

.

ik weet nooit wat ik ga zeggen.
ik ben pessimist sinds mijn geboorte.
de dingen duiken op, al geschreven

.

toen ik het huis van de schrijver bezocht
voelde ik dus helemaal niks

op welke bladzijde stond dat dan?

.

ik slaap nu zo
de lamp aan, de regen die brandt,
de bladeren met wijd open ogen in het donker

.

de lamp slikt het duister
met de olympische traagheid van een zwart gat

lieve voeten, wacht op je beurt!

.

het uur van de drukfouten, wild.
achter de schermen: de erwtentuinen, de molen, de vervloekte rivier

hoe schrijf je IK in Romeinse cijfers?

.

om twaalf uur de prachtige lange eenzaamheid van lege wegen.
de auto is een draaimolen
die herfst speelt met de zon

.

ik heb niet veel vrienden, dat is waar…

geen twee.
één

.

de middag rust op het kopje.
de koffie is mooi: drink hem langzaam.
het landschap is goed: neem gerust wat je wilt!

.

het wiegen van die heupen
doet me denken:

wat is een gedicht?

.

een deel van mij doet pijn

jouw borsten,
tepelhoven, tepels, angoratrui

.

wie mij streelt heeft geen gezicht.
zweeft tegenlicht in, koude handen, bergamotparfum

zo wil ik sterven

.

deze weg brengt me naar de nacht

jouw huis? hoe laat is het?
waarom vraag je dat?

.

in de zeef bleven alleen de kleinere vissen over.
de resten – mijn lievelingsgerecht

ik heb nooit honger gehad

.

fluweel:
een brandende lamp, een lucifer, een sigaret voor twee.
ik ken je naam nog niet

.

samenvatting van het leven tot nu toe:

waterpokken, bof, blaasjes, een goedaardige tumor,
puntjes

20.11.2012

.

MOSCOVO, ODESSA, BERLIM, COMPENHAGA, AMESTERDÃO, MADRID, AVULSOS, TU

um poema pequeno.
todos os grandes pisam em volta

cuidado com os tacões!

.

nunca sei o que vou dizer.
sou pessimista desde que nasci.
as coisas aparecem escritas

.

quando visitei a casa do escritor
senti rigorosamente nada

em que página foi isso?

.

durmo agora assim.
o candeeiro aceso, a chuva a arder,
as folhas com os olhos bem abertos no escuro

.

a lâmpada engolindo a treva
com o vagar olímpico de um buraco negro

queridos pés, esperai pela vossa vez!

.

a hora das gralhas, selvagem.
nos bastidores os ervilhais, o moinho, o rio amaldiçoado

como se escreve EU em numeração romana?

.

ao meio-dia a magnífica longa solidão das estradas vazias.
o carro é um carrossel
a brincar ao outono com o sol

.

não tenho muitos amigos, lá isso…

nem dois.
um

.

a tarde poisa na chávena.
o café é belo: bebe-o devagar.
a paisagem é boa: serve-te à vontade!

.

menear as ancas desse modo
faz-me pensar:

o que é um poema?

.

uma parte de mim dói-me

os teus seios,
auréolas, mamilos, camisola de angorá

.

quem me acaricia não tem rosto.
flutua a contraluz, mãos frias, perfume de bergamota

quero morrer assim

.

esta estrada conduz-me até à noite

a tua casa? que horas são?
porque mo perguntas?

.

no crivo sobraram os peixes menos graúdos.
os sobejos – o meu prato preferido

nunca passei fome

.

veludo:

uma lâmpada acesa, um fósforo, um cigarro para dois.
não sei ainda o teu nome

.

resumo da vida até agora:

varicela, parotidite, bexigas, um cancro benigno,
reticências

20.11.2012

.

FEBRUARI, HERMAN DE CONINCK

ik, die eigenlijk verdrietig zou moeten zijn, ben het niet.
ik drink de nevel als een oude bootsman
met zijn glas rum in de hand

moed verzamelen
doen we allemaal, vlak voor we een deur openen
en laten kijken

hier vanbinnen!
wat een vreemde plek
en toch helemaal van ons!

ik, die eigenlijk verdrietig zou moeten zijn, glimlach.
ik sta open voor elke vorm van klappen.
ik verstop me nergens achter

06.02.2014

.

FEVEREIRO, HERMAN DE CONINCK

eu que deveria estar triste não estou.
bebo o nevoeiro como um velho passavante
agarrado ao copo de rum

ganhar coragem
é o que todos fazemos, antes de abrirmos uma porta
e deixarmos que espreitem

cá dentro!
que lugar tão estranho
e tão nosso!

eu que deveria estar triste sorrio.
estou disponível para toda a espécie de pancadaria.
não me escondo atrás de nada

21.02.2014

.

JULIA & ROMEO

pikhouweel, zeef, wc-borstel, koolstof-14.
het was ongetwijfeld een zeer oude liefde

14.02.2014

.

JULIETA & ROMEU

picareta, peneira, piaçaba, carbono 14.
era sem dúvida um amor muito antigo

(14.02.2014)

.

SENTIMENTALITEITEN

wat een watje,
de lamp wil me vanavond
iets vertellen.
ik doe het licht uit.
dan begint de stilte te jammeren
tegen de muren van de kamer.
ik haat het als dat gebeurt

06.03.2015

.

LAMECHICES

lamechas,
o candeeiro quer contar-me esta noite
qualquer coisa.
desligo a luz.
então o silêncio choraminga
às paredes do quarto.
odeio quando faz isso

06.03.2015

.

WE HADDEN KUNNEN

rond het middaguur zijn de schaduwen voorbijvarende schepen.
van ver komen de woorden, zoals ook wij onszelf naderen

we hadden gelukkig kunnen zijn, jij en ik,
zoals klaver en brandnetel!

06.08.2015

.

PODÍAMOS

ao meio-dia as sombras são navios passantes.
de longe as palavras chegam, como nós chegamos a nós mesmos

podíamos ter sido felizes, tu e eu, podíamos,
como o trevo e a urtiga!

06.08.2015

.

ODYSSEE

(TERUGKEER VAN ODYSSEUS, DE DWAAS)

mijn oude, je had niet zo lang op mij moeten wachten.
van de zee bracht ik dit blind-zijn van zeewier mee
en prostaatkanker,
bracht de as mee die de nimfen en de sirenen
(en de zwarte spin van Ogygia)
in mij hees

ik reisde door zoveel bedden als er eilanden zijn in de Middellandse Zee
en jij noch ik hebben schuld of redding

Telemachos, nog zo’n kind en toch al zo sterk

verouderd is de boog die me de afgrond in slingert
langs kliffen van buizerds en spaarzame olijfbomen

beneden is het schuim dat mij doodt.
heb ik je gezegd dat ik wil sterven?

blijf dan maar weven, nutteloze koningin!
uit klippen is het leven opgebouwd,
twintig jaar branden knagen tot op het bot
en dan niets meer, alleen ziekte, alleen het kale eiland,
alleen de herinnering die vliegt en vliegt tot ze vergaat
of iemand er een epos van maakt,
en liegt, liegt, liegt

.

(PENELOPE TOT ODYSSEUS)

ik weet eigenlijk niet eens of ik van je hou:
misschien hou ik van je zoals van geitjes,
eerst zo onschuldig en dan niet meer.
misschien verlang ik naar je in datzelfde ergastulum

je daalt de heuvel af met je oude bel,
ik voel je naderen
(nu nederig, vroeger niet),
en ik streel je rug,
tel de dagen die nog resten
(mijn wraak,
deze vage flits van vrouw-zijn tot in mijn ingewanden),
om je toe te lachen
en je in de nek te steken

17.05.2017

.

ODISSEIA

(REGRESSO DE ULISSES, O TOLO)

minha velha, não esperasses tanto por mim.
trouxe do mar esta cegueira do sargaço
e o cancro da próstata,
trouxe as cinzas que as ninfas e as sereias
(e a aranha negra de Ogígia)
içaram em mim

viajei por quantas camas insulam o Mediterrâneo
e nem tu nem eu temos culpa ou salvação

Telémaco, tão criança é ele ainda e tão forte já

envelheceu o arco que me arremessa a pique
nestas escarpas de búteos e oliveiras escassas

lá em baixo é a espuma que me mata.
disse-te que quero morrer?

fica pois tecendo, rainha inútil!
é de escolhos que a vida se faz,
vinte anos de ardimento roem até ao osso
e depois mais nada, só a doença, só a ilha despida,
só a memória voando e voando até soçobrar
ou alguém fazer com ela uma epopeia,
e mentir, mentir, mentir

.
(DIRIGE-SE PENÉLOPE A ULISSES)

na verdade, nem sei se te amo:
talvez te ame como às cabrinhas,
tão inofensivas primeiro e depois não.
talvez te deseje no mesmo ergástulo

desces a encosta com o teu antigo chocalho,
sinto-te aproximar
(agora humilde, antes não),
e eu acaricio-te o dorso,
conto os dias que faltam
(a minha vingança,
este lampejo indefinido de mulher que sou até às entranhas),
para te sorrir
e apunhalar no cachaço

17.05.2017

.

WINTEROCHTEND

een schaaf om het hout af te schaven,
schuurpapier, vernis en verdunner,
de wapenstilstand – de winter bijvijlen

Bach over het huis, een gedicht:
bricolage van topklasse, het hart gezuiverd,
als herboren!

18.02.2018

.

MANHÃ DE INVERNO

uma plaina para descamar a madeira,
lixa, verniz e diluente,
o armistício, corrigir o inverno

Bach sobre a casa, um poema:
bricolage de primeira, o coração limpo,
como novo!

18.02.2018

.

DE GINKGO BILOBA’S VAN HIROSHIMA

voor Tsutomu Yamaguchi, maritiem ingenieur, de bekendste van de hibakusha
voor Akira Hasegawa, leraar, wiens lichaam en huis in de lucht verdwenen, als vlinderpoeder

.

na de verschrikking moest de stad worden gereinigd.
de keizerlijke ambtenaren kwamen in ploegen,
staken hun schoppen in de stoffige resten van steen,
veegden de modder van de ene naar de andere kant,
hoorden de wind janken in de as – het ergste van alles was
dit gefluit van de stilte, het piepen van ijzer in de glasloze raamsponningen,
in het puin van bruggen die kraakten als scharnieren,
in hoofden die trager stierven dan de rest van het lichaam

de ambtenaren van het rijk kwamen
en gingen in ploegen

soms namen ze ontroerd hun pet af,
bewaarden in kleine sarcofagen van cederhout
de skeletten die niet geheel door het grote vuur waren verteerd

het was nodig – het was nodig –
het denken opnieuw op de kaart te tekenen:
daar was de dierentuin, ginds de lagere school,
dat daar – die verbrande schaduw op de stoep – een vrouw
met haar kind in de armen

soms viel men op de knieën op precies die plek
waar een kus, een afscheid,
of een ongeschonden ritueel zich had verscholen

nooit leken woorden zo schaars tussen het puin,
zo bitter,
zo waanzinnig

maandenlang herhaalde zich het afbreken, het vergeten,
het doorgaan – het ergste van alles was
de pit van de dood,
hoe zij de keel opensperde
en bleef

Ichiro Kawamoto, aan wie Philip Levine
een indrukwekkend gedicht wijdde, zei dat er in het voorjaar van ’46
een wonder gebeurde:
ergens in maart ontsnapte wat groen
aan het helse landschap

– we keken en zagen knoppen groeien aan de verbrijzelde takken
van de ginkgo biloba’s,
kleine uitlopers vol sap kwamen weer tot leven

en dat – dachten de ambtenaren van de keizer –,
dat – denken wij – dat betekende iets

21.03.2024

.

AS GINGKO BILOBAS DE HIROSHIMA

Para Tsutomu Yamaguchi, engenheiro naval, o mais célebre dos hibakusha
Para Akira Hasegawa, professor, cujos corpo e casa desapareceram pelo ar, como pó de borboletas

.

depois do terror foi preciso limpar a cidade.
os funcionários imperiais vinham em turnos,
metiam as pás nos restos polvorentos da pedra,
varriam a lama de um lado para o outro,
ouviam o vento ganir nas cinzas – o pior de tudo era
este assobio do silêncio, esse guinchar do ferro nas aérolas sem vidro,
nos escombros das pontes que dançavam como dobradiças,
nas cabeças que morriam mais devagar do que os outros órgãos

os funcionários do império iam
e vinham em turnos

às vezes retiravam e apertavam o barrete cheios de comoção,
guardavam em pequenos sarcófagos de cedro
os esqueletos não inteiramente consumidos pelo grande lume

foi preciso – foi preciso – reaprender
o mapa do pensamento:
ali era o zoológico, acolá a escola primária,
aquilo – aquela sombra calcinada no pavimento – uma mulher
com o filho ao colo

às vezes caía-se de joelhos no lugar exato
que havia sido o esconderijo puramente intacto de um rito,
de um beijo, de uma despedida

nunca as palavras se pareceram tão poucas no entulho,
nem tão amargas,
nem tão dementadas

meses a fio repetiu-se o desmantelar, o esquecer,
o prosseguir – o pior de tudo era
o caroço da morte,
o modo como escancarava ela a garganta
e permanecia

Ichiro Kawamoto, a quem Philip Levine dedicou
um poema portentoso, afirmava que na primavera de 46 aconteceu
um milagre:
aí por meados de março, algum verde soltou a língua
na paisagem infernal

– olhávamos e víamos brotos sair dos ramos espedaçados
das gingko bilobas,
renasciam pequenas pontas impregnadas de seiva

e isto – pensavam os funcionários do imperador –,
isto – pensamos nós – isto queria dizer alguma coisa

21.03.2024

.

VAN HET LICHT

het was ongetwijfeld op een ochtend als deze
geboren uit de mildheid van het licht
zonder listen,
zonder gewichtigheid,
zonder slinkse nagels in de schaduw,
dat Vilhelm Hammershøi schilderde
wat ook Vermeer in zijn portretten zag
of wat Fra Filippo Lippi raakte
in het gezicht van Lucrezia Buti

wij raken de dingen niet aan,
wij worden eerder geraakt door de lichte en rustige beweging
die tussen hen en ons
de tangentiële diepte van de geest is
of, anders gezegd,
onze blik die zich met de lens van het gedicht verzoent

08.06.2024

.

DA LUZ

foi indubitavelmente numa manhã assim
nascida da indulgência da luz
sem vafrícia,
sem balofice,
sem unhas iníquas na sombra,
que Vilhelm Hammershøi pintou
o que também nos seus retratos viu Vermeer
ou o que no rosto de Lucrezia Buti atingiu Fra Filippo Lippi

não tocamos as coisas,
somos antes tocados pelo movimento leve e sereno
que entre elas e nós
é a profundidade tangencial do espírito
ou, dito de outro modo,
é o nosso olhar reconciliado com a lente do poema

08.06.2024

.

KLEIN EERBETOON AAN DE CITROENEN

voor Céu

.

ik weeg ze in mijn hand, streel hun gerimpelde schil,
het mosgroene stof dat rust tussen de kronkels van hun
rug.
daarna zijn ze in de fruitschaal onvermijdelijk de zon, licht
dat het huis met vreugde verwarmt

het mes dat ze doormidden snijdt, vult zich met hun
transparante, geurende – en bittere – bloed,
en de neusvleugels ademen hun levendige
en krachtige aanwezigheid

geen enkel voedsel veracht het nederige
afscheiden van deze citrusvrucht, zoals ook het geheugen
de stem van oude meesters niet verwerpt, die we ooit hadden
en die ons eens de onbreekbare fatsoen
van de pen op het schrift oplegden

ik zou zeggen dat het bloed van de citroenen zuiver is
en misschien een beetje droevig,
maar nooit onschuldig – nooit onverschillig

25.03.2025

.

PEQUENO ELOGIO AOS LIMÕES

para a Céu

.

sopeso-os na mão, acaricio-lhes a pele enrugada,
o pó-verdete repousando entre as volutas do seu
dorso.
depois na fruteira eles são invariavelmente o sol, luz
que a casa acalenta com prazer

a faca que os corta pela metade enche-se do seu sangue
translúcido e perfumado – e amargo –
e as narinas ventilam a sua presença vívida
e pujante

nenhum alimento desdenha o segregar humilde
deste citrino, como não o faz a memória
à voz de velhos mestres que se tiveram, e que outrora
nos impunham a decência inquebrável
da caneta sobre o caderno

diria que o sangue dos limões é cândido
e talvez um pouco triste,
mas jamais inócuo – jamais indiferente

25.03.2025

.

DE FÜHRER IS GAZA BINNENGEGAAN

de Führer is Gaza binnengegaan

hij is niet levend verbrand in benzine
want de Führer is onsterfelijk

zo voorspelden de bezems die de bunker
in Berlijn schoonmaakten:
de Führer is niet gestorven

de Führer is Gaza en Donetsk en de Krim binnengegaan
en misschien hapt hij naar Groenland en Taiwan
en scherpt hij zijn schorpioenentangen op zoek naar meer kaart

de Führer is opnieuw opgestaan in de stilte
zijn beste artillerie is de stilte

de Führer is een melaatsheid die van hand tot hand wordt doorgegeven

beter was het als hij in de zon was verbrand
en niet in haat

dat de Führer Gaza is binnengegaan
is mijn overtuiging: als ik me vergis,
zeg het me

21.05.2025

.

O FÜHRER ENTROU EM GAZA

o Führer entrou em Gaza

não morreu assado em gasolina
porque o Führer é imortal

assim previram as vassouras que limparam a casamata
em Berlim:
o Führer não morreu

o Führer entrou em Gaza e em Donetsk e na Crimeia
e talvez abocanhe a Gronelândia e Taiwan
e afie as tenazes de lacrau à procura de mais mapa

o Führer reergueu-se no silêncio
a sua melhor artilharia é o silêncio

o Führer é uma lepra que se inocula de mão em mão

antes tivesse ardido em sol
e não no ódio

que o Führer entrou em Gaza
é a minha convicção: se me equivoco
dizei-me

21.05.2025

.

Nota biográfica, escolha de poemas e tradução: Petrus van der Laan.

João Ricardo Lopes: sieben gedichte

Fotografie: Catarina Lopes

.

João Ricardo Lopes ist ein portugiesischer Dichter und Schriftsteller, geboren 1977 in Azurém, im Kreis Guimarães. Sein literarisches Werk umfasst mehrere Bände mit Gedichten, Erzählungen und Chroniken, in denen Themen wie Erinnerung, kindliche Liebe, die Suche nach Stille und innerem Frieden, die Aufwertung kleiner Alltagsgesten sowie eine ständige Reflexion über die Rolle der Kunst und die zerstörerisch-schöpferische Ambivalenz des Menschen besondere Bedeutung haben.

Häufig zitiert er andere Autoren oder tritt mit Malerei, Musik, Kino und Fotografie in einen poetischen Dialog. Seine Kindheit auf dem Bauernhof der mütterlichen Großeltern dient als Leitmotiv seiner Werke, in denen auch seine klassische Ausbildung in Latein und Altgriechisch, seine Liebe zum Journalismus und eine ironische Rückkehr zu historischen Figuren und Epochen ihren Platz finden.

Ein scheuer Autor, der Interviews und öffentliche Auftritte meidet, wurde Lopes mit dem Ary dos Santos Poesie-Förderpreis (2001), dem Maria Irene Lisboa Kurzgeschichtenpreis (2009) und dem Nationalen Poesiepreis der Stadt Fânzeres (2001 und 2022) ausgezeichnet. Seine Bücher, vor allem seine Gedichte, wurden bereits ins Englische, Französische, Spanische, Italienische, Serbokroatische und Armenische übersetzt.

EUTRAPELIA

wenn die Tage
zu schwer, zu gleichförmig, zu grausam werden,
kannst du dich vielleicht erinnern
an die herrliche gelbe Kanne,
die jedes Jahr neu erblüht
im dunkelsten Winkel des Gartens,
oder an Epikurs weise Worte,
oder an die heiligen Worte des Augustinus,
und Schönheit auf andere Weise lieben,
oder sie jenseits
von Form, Farbe und Alltagsverstand erkennen,
sie nicht mehr nach Intensität
und Spektakel zu messen,
sondern nach dem Guten, das sie dir tut

BACH, BITTE!

ich vergesse alles,
die klare Angst vor Unreinheiten, vor Schuld,
vor Unglücken,
vor Reisen, die nie stattfanden,
vor flüchtigen Vögeln und Liebschaften,
vor dem dunklen Gesicht, das mich im Spiegel verfolgt,
vor träumelosen Tagen

mein Herz schrumpft.
Bach, bitte!

ODYSSEE

(RÜCKKEHR DES ODYSSEUS, DES NARREN)

meine Alte, du hättest nicht so lange warten sollen.
ich habe vom Meer diese Blindheit des Tangs
und Prostatakrebs mitgebracht,
ich habe die Asche mitgebracht,
die Nymphen und Sirenen
(und die schwarze Spinne von Ogygia)
in mir angezündet haben

ich reiste durch all die Betten,
die das Mittelmeer umsäumen
und weder du noch ich sind schuld oder zu retten

Telemach, noch ein Kind, und doch schon so stark

der Bogen, der mich in die Tiefe schleudert,
ist gealtert,
an Klippen voller Bussarde und magerer Oliven

unten ist es der Schaum, der mich tötet.
habe ich dir gesagt, dass ich sterben will?

so bleib und web weiter, nutzlose Königin!
aus Klippen ist das Leben gemacht,
zwanzig Jahre Glut nagen bis auf den Knochen
und dann – nichts mehr,
nur Krankheit, nur diese nackte Insel,
nur Erinnerung, die fliegt und fliegt, bis sie versinkt
oder jemand aus ihr ein Epos macht,
und lügt, lügt, lügt

.

(PENELOPE AN ODYSSEUS)

ehrlich gesagt, ich weiß nicht, ob ich dich liebe:
vielleicht liebe ich dich wie die Zicklein,
so harmlos zuerst – und dann nicht mehr.
vielleicht begehre ich dich im selben Kerker

du steigst mit deinem alten Glöckchen den Hang hinab,
ich spüre dich nahen
(jetzt demütig, damals nicht),
und ich streichle dir den Rücken,
zähle die Tage, die noch fehlen
(meine Rache,
dieser unbestimmte Blitz einer Frau,
die ich bin bis ins Innerste),
um dir zuzulächeln
und dir das Messer in den Nacken zu rammen

KIRSCHEN

aus dieser Frucht zieht man Erinnerung
an Feuer und Frost,
an schleppende Worte und wehklagende Seufzer
durch das Haus

meine Großmutter mütterlicherseits wählte
die rötesten aus, und ich aß sie mit Maisbrot,
sie sagte, das Blut der Kirschen heilt den Schmerz der Alten
und legt den Jungen die Traurigkeit ins Herz,
weil ihr Fleisch so ungewiss ist
wie die Rechnung der Liebe

ich konnte Kirschen nie mögen.
wie mit dem Aberglauben,
fur den es keinen Bannspruch gibt

ich sehe die Vögel die Bäume stürmen
und sie hastig in die Lüfte tragen.
vielleicht ist das etwas für Seelen,
ich beneide sie nicht um ihre Lust

das Blut, das ihre Schnäbel färbt,
scheint mir ein böses Omen:
ich weiß – ich weiß nicht wie, aber ich weiß –
sie werden bald sterben

DIE GERBERA

auch die Gerbera erweitern
den Raum
und vertiefen ihn,
sie gehorchen nichts
als dem Kreis
und sich selbst.
und deshalb sind sie frei
und sorgsam.
und deshalb von derselben wundersamen
Natur wie Honig, wie das Gedicht,
oder wie das Blau.
ich wollte über das Schweigen schreiben,
aber das wisst ihr ja schon

KARNEVAL UND FASTENZEIT, NACH BRUEGEL

nehmen wir an, das Leben treibt uns
mal nach rechts, mal nach links
in diesem Bild von Bruegel,
zwingt uns einmal zur strengen Trauer,
ein anderes Mal zwingen wir sie
zur absurden Anbetung des Lachens

sing, mein Sohn, sing
hast du gesagt am Eingang des Vordachs
und auch,
dass die Apostel der Melancholie
unter den Sündern
die fanatischsten
und furchtbarsten Verdunkler der Sonne sind

Übersetzung, Auswahl und Biografie von Anne-Marie Treichel

.